’De eerste keer in november 2014 was het al erg. Ik werd ’s nachts wakker omdat ik bijna geen lucht kreeg. ’s Ochtends heb ik mijn beste vriendin Elly gebeld. Ze kwam naar mijn woning en belde op haar beurt 112. Na een snelle ambulancerit vond ik mezelf terug in de traumakamer. Daar werd ik verneveld om de longaanval onder controle te krijgen. Dit lukte niet. Op de intensive care kreeg ik een masker op mijn gezicht. Dat moest deels mijn ademhaling overnemen, zodat mijn longen en lichaam tot rust konden komen. Ook dat lukte niet. Omdat ik hevig begon te hoesten, hebben ze via een snede in mijn hals een slangetje aangebracht in mijn luchtpijp. Daarna hebben ze me een paar dagen in een kunstmatig coma gelegd. Toen ik wakker werd, wist ik niet waar ik was. Op tv zag ik The voice of Holland. Ik dacht dat ik in de bioscoop zat en wilde opstaan en naar huis gaan. Dat gebeurde uiteindelijk pas na tweeënhalve week.’
Kantje boord
’De tweede keer dat ik vanwege een longaanval in het ziekenhuis terechtkwam, was op 1 maart 2015. Dat was nog erger. Toen de ambulance arriveerde, moest ik plat op een brancard gaan liggen. Ik riep: ’Zet me recht! Zet me recht! Ik krijg geen lucht!’ In het ziekenhuis ging ik snel achteruit omdat er te veel CO₂ in mijn longen zat. Bovendien had ik een dubbele longontsteking. Op de intensive care kreeg ik weer een slangetje in mijn luchtpijp. Ik heb daar 41 dagen gelegen en werd drie weken in een kunstmatig coma gehouden. Het was kantje boord, want ze hebben destijds zelfs overwogen om me los te koppelen van de beademingsmachine als mijn situatie niet snel zou verbeteren. Gelukkig was dat wel het geval.’